Zijn huis was helemaal volgepropt. Peter verzamelde graag dingen, en hield al helemaal niet van weggooien. Hij had op tv gezien dat hij een soort van 'hoarder' was, maar hij vond dat het bij hem nog niet zo ver was als bij de mensen op tv.
Hij keek om zich heen en zag zijn grote stapels kranten liggen. De eerste krant dateerde van 1987! Morgen zou hij verder gaan zoeken naar kranten die nog ouder waren, of misschien wel naar bierdopjes. Hij baande zich een weg door de vuilniszakken vol met beeldjes om naar de voordeur te komen. In de tuin zag hij de rest van zijn laatste schatten liggen. Zijn huis was helemaal vol, en nu moest hij het opslaan in de tuin.
Zijn buren en dorpsgenoten waren hier niet blij mee, en hij had al vaak een waarschuwing gehad dat hij het moest opruimen. Maar dat wilde hij niet. Wie weet waren al die spullen over 30 jaar wel heel veel geld waard! Dat is toch zonde om weg te gooien?! Ook de dorpskinderen riepen hem lelijke dingen na, en dat zijn huis moest worden afgebrand.
'Hé Peter, is die zooi nou nog niet afgefikt? Jou huis is een ziektebron!', riep de oudste van Gerda, Jantje. 'Nee Jantje, en dat gaat niet gebeuren ook!', riep Peter boos terug.
Op de woordenwisseling met Jantje na, was het een succesvolle dag geweest.
Hij had 7 nieuwe beeldjes in de vuilnisbakken gevonden, en veel verschillende elastieken.
Peter was moe geworden van de beeldjes poetsen en hij zag dat het ondertussen al 1 uur 's nachts was. Hij besloot om naar bed te gaan en morgen naar de elastieken te kijken.
Hij werd om half 4 weer wakker, omdat hij naar het toilet moest. Toen hij de wc weer wilde verlaten, merkte hij dat de deur klemde. Misschien was hij ergens tegenaan gelopen en was dat nu voor de deur gevallen? Hij begon steeds meer te zweten en gaf een schop tegen de deur, maar deze klemde nog steeds en hij leek hem niet meer open te krijgen. Het zweet stroomde ondertussen over zijn gezicht en hij besefte zich dat zijn huis in brand stond. En dat ze hem hadden opgesloten om hem mee te laten verbranden.
Hij keek om zich heen en zag zijn grote stapels kranten liggen. De eerste krant dateerde van 1987! Morgen zou hij verder gaan zoeken naar kranten die nog ouder waren, of misschien wel naar bierdopjes. Hij baande zich een weg door de vuilniszakken vol met beeldjes om naar de voordeur te komen. In de tuin zag hij de rest van zijn laatste schatten liggen. Zijn huis was helemaal vol, en nu moest hij het opslaan in de tuin.
Zijn buren en dorpsgenoten waren hier niet blij mee, en hij had al vaak een waarschuwing gehad dat hij het moest opruimen. Maar dat wilde hij niet. Wie weet waren al die spullen over 30 jaar wel heel veel geld waard! Dat is toch zonde om weg te gooien?! Ook de dorpskinderen riepen hem lelijke dingen na, en dat zijn huis moest worden afgebrand.
'Hé Peter, is die zooi nou nog niet afgefikt? Jou huis is een ziektebron!', riep de oudste van Gerda, Jantje. 'Nee Jantje, en dat gaat niet gebeuren ook!', riep Peter boos terug.
Op de woordenwisseling met Jantje na, was het een succesvolle dag geweest.
Hij had 7 nieuwe beeldjes in de vuilnisbakken gevonden, en veel verschillende elastieken.
Peter was moe geworden van de beeldjes poetsen en hij zag dat het ondertussen al 1 uur 's nachts was. Hij besloot om naar bed te gaan en morgen naar de elastieken te kijken.
Hij werd om half 4 weer wakker, omdat hij naar het toilet moest. Toen hij de wc weer wilde verlaten, merkte hij dat de deur klemde. Misschien was hij ergens tegenaan gelopen en was dat nu voor de deur gevallen? Hij begon steeds meer te zweten en gaf een schop tegen de deur, maar deze klemde nog steeds en hij leek hem niet meer open te krijgen. Het zweet stroomde ondertussen over zijn gezicht en hij besefte zich dat zijn huis in brand stond. En dat ze hem hadden opgesloten om hem mee te laten verbranden.
Reacties