Mijn haar is vet en voelt als touw.
Onder mijn nagels zit zand en vuil.
Ik voel me ontzettend vies, plak van het zweet.
Elke dag is het ontzettend warm in het schuurtje.
Het enige zonlicht wat ik zie, is als die vreselijke man mij een bakje met water komt brengen.
Althans, hij schuift het door een luikje wat hij in de schuurdeur heeft gemaakt.
Dit heeft hij de eerste dag gedaan, toen hij mij hierin heeft opgesloten.
Mijn buik doet ook pijn.
Ik heb al zolang ik hier zit, niets meer te eten gehad.
Misschien komt het ook wel doordat ik zwanger ben.
Gelukkig maar dat hij dat niet weet.
Ik weet niet precies hoelang ik hier al zit.
Het zou vier dagen kunnen zijn, maar ook een week.
Soms komt hij binnen in de schuur.
Dan scheldt hij me uit voor hoer, en slaat me.
Het doet me ondertussen niets meer, ik heb me erbij neergelegd.
Hij scheld dat het hier stinkt, dat hij mijn emmer niet gaat legen.
Die emmer is mijn wc.
Ik denk aan mijn man.
Zou hij naar me op zoek zijn? Mij proberen te vinden?
Ik denk het wel, ik hoop het.
Volgens de man is het zijn schuld dat ik hier nu zit.
Maar ook mijn eigen schuld.
'Had je maar niet zo'n hoer moeten zijn, en zo op zijn geld uit moeten zijn,' zegt hij dan. 'Hij heeft iets van mij, en zonder geld van hem zul je hem niet meer zien'.
Ik hoor hoe de ketting rammelt, wanneer de man de deur van het slot haalt.
Mijn hoekje is klein, maar toch kruip ik dieper weg.
Het felle licht verblind mij wanneer de man uit het zonlicht stapt, en even zie ik niets.
Dan voel ik de klap, het schroeit op mijn wang.
'Ik denk dat je geluk hebt,' bromt hij.
Met een zere keel vraag ik: 'hoezo, wat is gebeurd?'
'Dat gaat je heel weinig aan mevrouwtje. Als hij het geld stort zoals hij belooft heeft om te doen, kan ik je er over 2 dagen eindelijk uit schoppen. Weet je wel hoeveel water je hebt gedronken? Hoeveel me dat heeft gekost?'
Hij schreeuwt, maar het enige wat ik hoor is dat mijn man belooft heeft het geld te storten.
Ik ga hier weg! Ik ben bijna weer vrij!
Een schop in mijn buik brengt mij terug naar de realiteit en de tranen springen in mijn ogen.
'Hoor je wel wat ik zeg,' schreeuwt hij naast mijn oor. 'Ga er maar vanuit dat hij niet doet hoor trouwens. Als jij 2 miljoen euro waard bent, dan vreet ik mijn schoen op.
Ik zie dat hij grijnst, blijkbaar vind hij het allemaal nog al grappig.
Voorzichtig wrijf ik over mijn buik, hopend dat ons nieuwe leventje niets is gebeurd.
'Rustig maar klein propje, we komen hier wel uit. Je vader zorgt wel voor ons,' zeg ik tegen mezelf.
De man staat nog steeds naar me te kijken en hij heeft een rare blik in zijn ogen.
Ik hoor opeens het geluid van een telefoon, en haastig gaat de man weg.
De ketting gaat weer op de deur, en ik ben weer alleen.
Mijn bakje met water heeft hij niet gevuld, juist nu ik zoveel dorst heb.
Een paar minuten, of uren, hoor ik weer gerammel aan het slot.
'Jongens, ik heb iets nodig om dit slot te slopen,' hoor ik een stem zeggen.
Ik herken de stem niet en ik vraag me af of dit misschien een vriend is van die man.
Maar ja, die zou toch wel een sleutel hebben?
Veel mensen lopen om het schuurtje heen en te roepen, ik herken geen enkele stem.
Ik word angstig, vervloek de man dat hij mij hier alleen heeft overgelaten aan mijn lot.
Wat zullen die mensen me aan doen die het schuurtje proberen open te breken?
Ik hoor hoe de ketting op de grond valt en langzaam gaat de deur open.
Er staat iemand voor het zonlicht, waardoor ik niets kan zien.
'Ik zie hier iemand in het hoekje jongens, waar is het ambulancepersoneel,' hoor ik de stem weer roepen.
De ambulance? Is er politie? Wat gebeurt er allemaal?
Ik word aan mijn arm omhoog getrokken
'Mevrouw, wij halen u hieruit. U bent nu veilig,' hoor ik dezelfde stem zeggen.
Mijn hoofd duizelt en het licht vervaagt om me heen.
'Ze valt weg jongens, schiet op,' zegt de stem en dat is het laatste wat ik hoor.
Onder mijn nagels zit zand en vuil.
Ik voel me ontzettend vies, plak van het zweet.
Elke dag is het ontzettend warm in het schuurtje.
Het enige zonlicht wat ik zie, is als die vreselijke man mij een bakje met water komt brengen.
Althans, hij schuift het door een luikje wat hij in de schuurdeur heeft gemaakt.
Dit heeft hij de eerste dag gedaan, toen hij mij hierin heeft opgesloten.
Mijn buik doet ook pijn.
Ik heb al zolang ik hier zit, niets meer te eten gehad.
Misschien komt het ook wel doordat ik zwanger ben.
Gelukkig maar dat hij dat niet weet.
Ik weet niet precies hoelang ik hier al zit.
Het zou vier dagen kunnen zijn, maar ook een week.
Soms komt hij binnen in de schuur.
Dan scheldt hij me uit voor hoer, en slaat me.
Het doet me ondertussen niets meer, ik heb me erbij neergelegd.
Hij scheld dat het hier stinkt, dat hij mijn emmer niet gaat legen.
Die emmer is mijn wc.
Ik denk aan mijn man.
Zou hij naar me op zoek zijn? Mij proberen te vinden?
Ik denk het wel, ik hoop het.
Volgens de man is het zijn schuld dat ik hier nu zit.
Maar ook mijn eigen schuld.
'Had je maar niet zo'n hoer moeten zijn, en zo op zijn geld uit moeten zijn,' zegt hij dan. 'Hij heeft iets van mij, en zonder geld van hem zul je hem niet meer zien'.
Ik hoor hoe de ketting rammelt, wanneer de man de deur van het slot haalt.
Mijn hoekje is klein, maar toch kruip ik dieper weg.
Het felle licht verblind mij wanneer de man uit het zonlicht stapt, en even zie ik niets.
Dan voel ik de klap, het schroeit op mijn wang.
'Ik denk dat je geluk hebt,' bromt hij.
Met een zere keel vraag ik: 'hoezo, wat is gebeurd?'
'Dat gaat je heel weinig aan mevrouwtje. Als hij het geld stort zoals hij belooft heeft om te doen, kan ik je er over 2 dagen eindelijk uit schoppen. Weet je wel hoeveel water je hebt gedronken? Hoeveel me dat heeft gekost?'
Hij schreeuwt, maar het enige wat ik hoor is dat mijn man belooft heeft het geld te storten.
Ik ga hier weg! Ik ben bijna weer vrij!
Een schop in mijn buik brengt mij terug naar de realiteit en de tranen springen in mijn ogen.
'Hoor je wel wat ik zeg,' schreeuwt hij naast mijn oor. 'Ga er maar vanuit dat hij niet doet hoor trouwens. Als jij 2 miljoen euro waard bent, dan vreet ik mijn schoen op.
Ik zie dat hij grijnst, blijkbaar vind hij het allemaal nog al grappig.
Voorzichtig wrijf ik over mijn buik, hopend dat ons nieuwe leventje niets is gebeurd.
'Rustig maar klein propje, we komen hier wel uit. Je vader zorgt wel voor ons,' zeg ik tegen mezelf.
De man staat nog steeds naar me te kijken en hij heeft een rare blik in zijn ogen.
Ik hoor opeens het geluid van een telefoon, en haastig gaat de man weg.
De ketting gaat weer op de deur, en ik ben weer alleen.
Mijn bakje met water heeft hij niet gevuld, juist nu ik zoveel dorst heb.
Een paar minuten, of uren, hoor ik weer gerammel aan het slot.
'Jongens, ik heb iets nodig om dit slot te slopen,' hoor ik een stem zeggen.
Ik herken de stem niet en ik vraag me af of dit misschien een vriend is van die man.
Maar ja, die zou toch wel een sleutel hebben?
Veel mensen lopen om het schuurtje heen en te roepen, ik herken geen enkele stem.
Ik word angstig, vervloek de man dat hij mij hier alleen heeft overgelaten aan mijn lot.
Wat zullen die mensen me aan doen die het schuurtje proberen open te breken?
Ik hoor hoe de ketting op de grond valt en langzaam gaat de deur open.
Er staat iemand voor het zonlicht, waardoor ik niets kan zien.
'Ik zie hier iemand in het hoekje jongens, waar is het ambulancepersoneel,' hoor ik de stem weer roepen.
De ambulance? Is er politie? Wat gebeurt er allemaal?
Ik word aan mijn arm omhoog getrokken
'Mevrouw, wij halen u hieruit. U bent nu veilig,' hoor ik dezelfde stem zeggen.
Mijn hoofd duizelt en het licht vervaagt om me heen.
'Ze valt weg jongens, schiet op,' zegt de stem en dat is het laatste wat ik hoor.
Reacties