Het is een prachtige zomerdag, de eerste sinds weken. Ik zet mijn stoel in de tuin, pak mijn boek en wat te drinken. Ik zet mijn stoel zo, dat ik tenminste nog de letters kan lezen in het felle zonlicht.
De hele buurt om me heen leeft. Heel veel stemmen, die gillen, joelen en plezier maken.
'Hallo? Mevrouw?,' hoor ik ergens heel zwak vandaan komen. 'Ja hier, hierzo beneden. U heeft uw stoel op onze ingang gezet! Kunt u nu meteen even verplaatsen?'
Ik moet moeite doen om het verstaan en probeer te luisteren waar het geluid vandaan komt.
'Mevrouw? Ik zit hier! Hier op uw knie!'
En dan zie ik het. Op mijn knie zit een klein miertje, die driftig heen en weer loopt.
'Zit ik op jullie ingang met mijn stoel? Hoe bedoel je dat?'
Nou, precies zoals ik het zeg! Gelukkig kon ik mij door alle mieren heen persen die er bij de uitgang uitkwamen, maar ik werd wel heel boos aangekeken hoor! Dit doet mijn medevrienden niet goed!'
Versteld kijk ik naar het miertje op mijn knie, het is wel een pittige tante hoor!
'Til mij is even een stukje op. Dan kan ik zien waar onze andere ingang is. Deze ben ik namelijk ook kwijt,' zucht het miertje.
Ik laat hem op mijn vinger lopen en hou hem ter hoogte van mij borst.
'Ho ho, dit is veel te hoog! Ik ben maar klein! Hup, een flink stuk terug naar beneden,' schreeuwt de mier angstig.
Mijn vinger gaat weer een stukje naar beneden en de mier is tevreden.
'Kijk, ziet u dat hoopje daar? Daar moet u mij even op zetten. Voorwaarts mars!'
'Nou nou. Waarom zou ik jou daar op moeten zetten als jij mij zo commandeert,' zeg ik met een lach.
'Dan kan ik die weg vrijmaken, zodat we er daar in kunnen. U heeft ons hele systeem overhoop geholpen nu,' brult de mier.
Mijn vinger gaat weer een stukje omhoog en de mier kijkt verschrikt op.
'Nee nee, niet hoger! Ik hoef alleen maar naar die hoop daar,' zegt de mier met een piepstemmetje.
Ik sta op van de stoel en loop richting het hoopje in mijn tuin.
'U moet wel uitkijken voor mijn mede mieren hoor! Ik wil niet dat u ze dood stapt met uw gevaarlijke voeten!'
Voorzichtig loop ik op mijn tenen tussen alle mieren door. Het is me eigenlijk nog nooit opgevallen dat er zoveel mieren in mijn tuin zitten.
'U moet ook even een suikerklontje daar neerleggen. We hebben niet zoveel meer te eten, snapt u?'
Ja ja baas, dat zal ik zometeen even doen,' zeg ik sarcastisch, maar de mier vind het niet grappig.
'U moet wel blijven luisteren hoor mevrouw! Anders overleeft onze soort nooit!'
Langzaam zak ik met mijn hand naar beneden en laat het miertje los op de hoop. Hij begint meteen driftig zand weg te halen en ik kijk nog even hoe hij bezig is.
Wanneer ik naar de keuken wil lopen om een suikerklontje te pakken, hoor ik de mier zachtjes zeggen: 'Bedankt mevrouw'.
De hele buurt om me heen leeft. Heel veel stemmen, die gillen, joelen en plezier maken.
'Hallo? Mevrouw?,' hoor ik ergens heel zwak vandaan komen. 'Ja hier, hierzo beneden. U heeft uw stoel op onze ingang gezet! Kunt u nu meteen even verplaatsen?'
Ik moet moeite doen om het verstaan en probeer te luisteren waar het geluid vandaan komt.
'Mevrouw? Ik zit hier! Hier op uw knie!'
En dan zie ik het. Op mijn knie zit een klein miertje, die driftig heen en weer loopt.
'Zit ik op jullie ingang met mijn stoel? Hoe bedoel je dat?'
Nou, precies zoals ik het zeg! Gelukkig kon ik mij door alle mieren heen persen die er bij de uitgang uitkwamen, maar ik werd wel heel boos aangekeken hoor! Dit doet mijn medevrienden niet goed!'
Versteld kijk ik naar het miertje op mijn knie, het is wel een pittige tante hoor!
'Til mij is even een stukje op. Dan kan ik zien waar onze andere ingang is. Deze ben ik namelijk ook kwijt,' zucht het miertje.
Ik laat hem op mijn vinger lopen en hou hem ter hoogte van mij borst.
'Ho ho, dit is veel te hoog! Ik ben maar klein! Hup, een flink stuk terug naar beneden,' schreeuwt de mier angstig.
Mijn vinger gaat weer een stukje naar beneden en de mier is tevreden.
'Kijk, ziet u dat hoopje daar? Daar moet u mij even op zetten. Voorwaarts mars!'
'Nou nou. Waarom zou ik jou daar op moeten zetten als jij mij zo commandeert,' zeg ik met een lach.
'Dan kan ik die weg vrijmaken, zodat we er daar in kunnen. U heeft ons hele systeem overhoop geholpen nu,' brult de mier.
Mijn vinger gaat weer een stukje omhoog en de mier kijkt verschrikt op.
'Nee nee, niet hoger! Ik hoef alleen maar naar die hoop daar,' zegt de mier met een piepstemmetje.
Ik sta op van de stoel en loop richting het hoopje in mijn tuin.
'U moet wel uitkijken voor mijn mede mieren hoor! Ik wil niet dat u ze dood stapt met uw gevaarlijke voeten!'
Voorzichtig loop ik op mijn tenen tussen alle mieren door. Het is me eigenlijk nog nooit opgevallen dat er zoveel mieren in mijn tuin zitten.
'U moet ook even een suikerklontje daar neerleggen. We hebben niet zoveel meer te eten, snapt u?'
Ja ja baas, dat zal ik zometeen even doen,' zeg ik sarcastisch, maar de mier vind het niet grappig.
'U moet wel blijven luisteren hoor mevrouw! Anders overleeft onze soort nooit!'
Langzaam zak ik met mijn hand naar beneden en laat het miertje los op de hoop. Hij begint meteen driftig zand weg te halen en ik kijk nog even hoe hij bezig is.
Wanneer ik naar de keuken wil lopen om een suikerklontje te pakken, hoor ik de mier zachtjes zeggen: 'Bedankt mevrouw'.
Reacties