Vandaag is het de dag des oordeels.
Al weken word ons dorp geteisterd door vreemde dingen. Er zijn al heel wat schapen verdwenen, de kruidenier mist steeds meer kruiden en de barbier is zijn beste knipmes kwijt. Dit alles gebeurde toen de mysterieuze vrouw voet in ons dorp zette. Op alle plaatsen was zij gezien en het was dus een simpele conclusie dat zij de dader was van al deze gebeurtenissen. Niemand wist haar naam, ze groette bijna nooit iemand. Ze werd nagekeken omdat ze een buitenstaander was. Wat ze precies in ons dorp moest, wist niemand. Er werd bij de groenteboer gefluisterd dat het een slechte vrouw was. Dat zou een brenger van boodschappen hebben gezegd toen hij langs ons dorp kwam en haar herkende. Ze woonde in het leegstaande huis achter de heuvel. Bijna nooit kwam er rook uit haar schoorsteen terwijl het vrij koud was voor de tijd van het jaar. De belangrijke mannen van het dorp hadden al een aantal keer hun hoofden bij elkaar gestoken. Elke keer kwam er weer uit dat het zo niet langer meer kon gaan. Maar niemand durfde het tegen haar te zeggen. Na eindeloze discussies hadden ze besloten haar het dorp uit te zetten. De vrouw wilde niet weg gaan, dus liepen de belangrijke mannen weer terug over de heuvel om het slechte nieuws te brengen aan de dorpsgenoten. Na dit voorval begonnen er steeds meer voorwerpen te verdwijnen. De groentetuintjes werden leeggehaald, de was verdween van de lijnen af en zelfs het standbeeld op het plein was verdwenen. De belangrijke mannen waren radeloos en wisten niet meer wat ze moesten doen. Uiteindelijk liep de zoon van de slager, richting het huis op de heuvel. Zijn moeder wilde niet dat hij ging en haar gejammer vulde het dorpsplein. Hij hield voet bij stuk en na een vluchtige zoen, ging hij snel op pad. We wisten niet wanneer hij aan zou komen, maar de mannen die toekeken vanaf de heuvel zagen voor het eerst rook uit haar schoorsteen komen. Ze stormde de heuvel af, bang dat de zoon iets overkomen was. Ze schopte de deur in, die toch al half uit zijn scharnieren hing. Ze rende gillend het huisje in, gooide de vrouw op de grond en hielden haar stevig vast. 'Waar is de zoon,' vroeg de grootste man uit het dorp met een zware stem aan haar. Ze reageerde niet, haar blik was ijskoud. Twee mannen namen haar mee de heuvel over terwijl de rest het huisje nog doorzocht. Het was geen groot huisje, dus het was snel klaar. Ze vonden tijdens het zoeken bijna alle spullen die de dorpelingen kwijt waren. Als bewijs van haar daden namen ze het knipmes van de barbier mee. Alleen de zoon was nergens te bekennen. Ze zochten overal, maar er was nergens een spoor van hem te bekennen. Met een triest gevoel liepen ook hun weer de heuvel over. De moeder zag dat er maar drie personen over de heuvel kwamen en zakte door haar knieen van verdriet. De andere mensen stonden ondertussen de mysterieuze vrouw uitgebreid te bekijken. Ze werd nog steeds stevig vast gehouden, maar dat was eigenlijk niet nodig. Ze zei niets, stribbelde niet tegen. De dorpsvrouwen lachten haar uit. Haar haar was vuil en er zaten takjes in. De klitten waren er niet meer uit te kammen en het had de vale, gele kleur van stro. Sindsdien zit ze in de geïmproviseerde kooi die op het plein staat.
Nu is het een week geleden en dorpsmannen hebben hun besluit genomen wat ze is en wat ze met haar gaan doen. Het hele dorp is naar het plein getrokken en kijken met grote ogen wie er op het podium zal verschijnen en wat er zal gebeuren. De oudste man verschijnt eerst, en vervolgens twee mannen die de vrouw vast houden. De mensen op het plein beginnen hard te joelen, en de oudste man moet moeite doen om ze stil te krijgen. Onderaan het podium zijn twee andere mannen begonnen met het hout op elkaar te stapelen. 'Beste dorpelingen, wij hebben onderzocht wat er met deze vrouw aan de hand is,' begint de man met zijn zware stem.'Na bestudering hebben we unaniem besloten dat deze vrouw niets anders dan een heks kan zijn!' Zijn laatste woorden galmen over het plein en het lijkt alsof iedereen zijn adem inhoud. De houtstapel word in brand gezet en de mensen zien hoe de vrouw aan een smalle paal word vastgebonden. Ze word het podium afgedragen en kan nog net in de standaard worden gezet voor het vuur te hoog word. De vrouw geeft geen krimp terwijl het vuur het vlees van haar benen langzaam verkoolt. De dorpelingen deinzen naar achter, een gore lucht komt hun neus tegemoet. De vrouw gaat helemaal op in de vlammen en er is niets meer van haar lichaam te zien. Opeens laait het vuur nog hoger op. De kleur van het vuur begint te veranderen in groen. De mensen deinzen nog verder achteruit, en ook de dorpsmannen doen een stap terug. Langzaam zien ze hoe het gezicht van de vrouw door het groene vuur verschijnt. Ze stijgt omhoog uit de vlammen. De dorpelingen beginnen te gillen, en rennen van het plein af. De dorpsmannen gooien met stukken hout naar de vrouw, maar ze gaan dwars door haar heen. Eén van de mannen begint opeens te gillen en al snel is hij opgeslokt door de groene vlammen. Verbaast word er naar hem gekeken, hij staat zo ver van het vuur dat het niet heeft kunnen overslaan. Er slaan ook groene vlammen in de rieten daken van de huizen en het verspreidt zich veel te snel. De mensen rennen gillend door elkaar heen, en de rook laat hen stikken. Boven de onrust torent de heks boven ze uit en voor het eerst zien de mensen die nog leven een glimlach op haar gezicht. De lach word steeds groter en ze begint hysterisch te lachen. Ze slaat haar ogen neer, en laat daarmee het hele dorp afbranden.
Al weken word ons dorp geteisterd door vreemde dingen. Er zijn al heel wat schapen verdwenen, de kruidenier mist steeds meer kruiden en de barbier is zijn beste knipmes kwijt. Dit alles gebeurde toen de mysterieuze vrouw voet in ons dorp zette. Op alle plaatsen was zij gezien en het was dus een simpele conclusie dat zij de dader was van al deze gebeurtenissen. Niemand wist haar naam, ze groette bijna nooit iemand. Ze werd nagekeken omdat ze een buitenstaander was. Wat ze precies in ons dorp moest, wist niemand. Er werd bij de groenteboer gefluisterd dat het een slechte vrouw was. Dat zou een brenger van boodschappen hebben gezegd toen hij langs ons dorp kwam en haar herkende. Ze woonde in het leegstaande huis achter de heuvel. Bijna nooit kwam er rook uit haar schoorsteen terwijl het vrij koud was voor de tijd van het jaar. De belangrijke mannen van het dorp hadden al een aantal keer hun hoofden bij elkaar gestoken. Elke keer kwam er weer uit dat het zo niet langer meer kon gaan. Maar niemand durfde het tegen haar te zeggen. Na eindeloze discussies hadden ze besloten haar het dorp uit te zetten. De vrouw wilde niet weg gaan, dus liepen de belangrijke mannen weer terug over de heuvel om het slechte nieuws te brengen aan de dorpsgenoten. Na dit voorval begonnen er steeds meer voorwerpen te verdwijnen. De groentetuintjes werden leeggehaald, de was verdween van de lijnen af en zelfs het standbeeld op het plein was verdwenen. De belangrijke mannen waren radeloos en wisten niet meer wat ze moesten doen. Uiteindelijk liep de zoon van de slager, richting het huis op de heuvel. Zijn moeder wilde niet dat hij ging en haar gejammer vulde het dorpsplein. Hij hield voet bij stuk en na een vluchtige zoen, ging hij snel op pad. We wisten niet wanneer hij aan zou komen, maar de mannen die toekeken vanaf de heuvel zagen voor het eerst rook uit haar schoorsteen komen. Ze stormde de heuvel af, bang dat de zoon iets overkomen was. Ze schopte de deur in, die toch al half uit zijn scharnieren hing. Ze rende gillend het huisje in, gooide de vrouw op de grond en hielden haar stevig vast. 'Waar is de zoon,' vroeg de grootste man uit het dorp met een zware stem aan haar. Ze reageerde niet, haar blik was ijskoud. Twee mannen namen haar mee de heuvel over terwijl de rest het huisje nog doorzocht. Het was geen groot huisje, dus het was snel klaar. Ze vonden tijdens het zoeken bijna alle spullen die de dorpelingen kwijt waren. Als bewijs van haar daden namen ze het knipmes van de barbier mee. Alleen de zoon was nergens te bekennen. Ze zochten overal, maar er was nergens een spoor van hem te bekennen. Met een triest gevoel liepen ook hun weer de heuvel over. De moeder zag dat er maar drie personen over de heuvel kwamen en zakte door haar knieen van verdriet. De andere mensen stonden ondertussen de mysterieuze vrouw uitgebreid te bekijken. Ze werd nog steeds stevig vast gehouden, maar dat was eigenlijk niet nodig. Ze zei niets, stribbelde niet tegen. De dorpsvrouwen lachten haar uit. Haar haar was vuil en er zaten takjes in. De klitten waren er niet meer uit te kammen en het had de vale, gele kleur van stro. Sindsdien zit ze in de geïmproviseerde kooi die op het plein staat.
Nu is het een week geleden en dorpsmannen hebben hun besluit genomen wat ze is en wat ze met haar gaan doen. Het hele dorp is naar het plein getrokken en kijken met grote ogen wie er op het podium zal verschijnen en wat er zal gebeuren. De oudste man verschijnt eerst, en vervolgens twee mannen die de vrouw vast houden. De mensen op het plein beginnen hard te joelen, en de oudste man moet moeite doen om ze stil te krijgen. Onderaan het podium zijn twee andere mannen begonnen met het hout op elkaar te stapelen. 'Beste dorpelingen, wij hebben onderzocht wat er met deze vrouw aan de hand is,' begint de man met zijn zware stem.'Na bestudering hebben we unaniem besloten dat deze vrouw niets anders dan een heks kan zijn!' Zijn laatste woorden galmen over het plein en het lijkt alsof iedereen zijn adem inhoud. De houtstapel word in brand gezet en de mensen zien hoe de vrouw aan een smalle paal word vastgebonden. Ze word het podium afgedragen en kan nog net in de standaard worden gezet voor het vuur te hoog word. De vrouw geeft geen krimp terwijl het vuur het vlees van haar benen langzaam verkoolt. De dorpelingen deinzen naar achter, een gore lucht komt hun neus tegemoet. De vrouw gaat helemaal op in de vlammen en er is niets meer van haar lichaam te zien. Opeens laait het vuur nog hoger op. De kleur van het vuur begint te veranderen in groen. De mensen deinzen nog verder achteruit, en ook de dorpsmannen doen een stap terug. Langzaam zien ze hoe het gezicht van de vrouw door het groene vuur verschijnt. Ze stijgt omhoog uit de vlammen. De dorpelingen beginnen te gillen, en rennen van het plein af. De dorpsmannen gooien met stukken hout naar de vrouw, maar ze gaan dwars door haar heen. Eén van de mannen begint opeens te gillen en al snel is hij opgeslokt door de groene vlammen. Verbaast word er naar hem gekeken, hij staat zo ver van het vuur dat het niet heeft kunnen overslaan. Er slaan ook groene vlammen in de rieten daken van de huizen en het verspreidt zich veel te snel. De mensen rennen gillend door elkaar heen, en de rook laat hen stikken. Boven de onrust torent de heks boven ze uit en voor het eerst zien de mensen die nog leven een glimlach op haar gezicht. De lach word steeds groter en ze begint hysterisch te lachen. Ze slaat haar ogen neer, en laat daarmee het hele dorp afbranden.
Reacties