Al sinds onze geboorte zijn onze levens versmolten. Het lijkt allemaal langzaam te verdwijnen. Het glipt tussen mijn vingers vandaan. Gaat net zo makkelijk kapot als een spinnenweb. Soms verbaast het me weleens hoe makkelijk jij hiermee omgaat. Jij rent door het leven, ik hou je niet altijd bij. Dit is waarom ik je ook niet altijd bij wil houden. De grote reden dat jij hier nu ligt, en ik hier aan je bed sta. Ik voel dat het niet goed gaat. Ik zou willen dat je je ogen open deed. Zonder die glans, kan ik niet verder leven. Ik moet het nog één keer zien. Als is het maar voor even.
'Op foto's kun je die glans ook zien hoor', zou je dan tegen me zeggen. Maar ik zie het niet. Ik zie het alleen maar in het echt.
Je lippen openen zich een beetje, alsof je iets tegen me wilt zeggen. Ik buig mijn hoofd naar je toe, maar ik hoor niets. Teleurgesteld kijk ik naar je, wachtend op het moment dat je je ogen opent.
Opeens voel ik je zachte aanraking. Je staat naast me, en lacht. Zoals alleen jij kunt lachen. We staan in de wei met de zon in onze rug. De vogels fluiten en de schapen mekkeren. Je pakt mijn hand en samen rennen we weg, alsof onze levens er van af hangen. Uren rennen we door. Ik word moe en ga op het gras liggen, maar jij kan nog wel even door gaan. Op mijn buik kijk ik hoe je rondjes om me heen rent. Na een tijdje val je ook naast me neer in het gras. Je kijkt me aan en op dit moment is het alleen nog jij en ik. Ons universum. Hierin kan niemand ons wat aan doen. Veilig in elkaars ogen verdrinken. Hoe verrot de wereld dan ook mag zijn. Het enige wat ik nodig heb, ben jij. Wanneer je met je ogen knippert lijkt mijn wereld even te vergaan. De split second waarin ik even niets meer ben.
Dan gaan ze weer open en weet ik dat ik weer besta. De gloed die je ogen hebben. Grote spiegels die dwars door me heen kijken. Geen enkel geheim houdt staande hiertegen. Ik kan de zee er in zien. De liefde. Maar ook het drama. De trekken rond je ogen laten dat duidelijk zien. Wat jij hebt mee gemaakt. Niemand anders ziet dat in jou ogen. Behalve ik. Ik ben degene die het allemaal weet. Het allemaal kent. Samen hebben we het meegemaakt. Samen zijn we er weer uitgeklommen. Samen zullen we vaker vallen. Samen staan we ook weer op. Weer knipper je even. Het gevoel van machteloosheid komt terug. Dan slaan je wimpers weer omhoog. Het is weer veilig. Uren kan ik in jou ogen kijken. Je hoeft niets te zeggen, ik kan het allemaal lezen. Al jou gedachten, bijna dezelfde als die van mij. Onze gevoelens, ook zo goed als hetzelfde. Als jij pijn hebt, voel ik dat. Wanneer er iets is gebeurd, voel ik dat ook. Ik heb maar een blik nodig van jou om te weten wat er is gebeurd.
Ik heb ook zulke ogen. Ik heb hetzelfde gezicht. Nooit zal ik je uit het oog verliezen. Niemand kan tussen ons in komen.
Ik schrik wakker van het gepiep van de machines. Je hebt je ogen open. Je kijkt angstig. Een traan verlaat je grote kijkers. Glijdt over je wang naar beneden. Ik voel hoe het leven uit je weg glipt. Je ogen stralen steeds minder. Ze worden langzaam donker en hard. Langzaam zak je steeds dieper weg. Mijn hart gaat langzamer kloppen. Net als dat van jou. Je ogen zeggen me niets meer. Voor de laatste keer zal ik ze sluiten. Met dat gebaar neem ik je nu mee op mijn reis. We zullen altijd samen blijven.
'Op foto's kun je die glans ook zien hoor', zou je dan tegen me zeggen. Maar ik zie het niet. Ik zie het alleen maar in het echt.
Je lippen openen zich een beetje, alsof je iets tegen me wilt zeggen. Ik buig mijn hoofd naar je toe, maar ik hoor niets. Teleurgesteld kijk ik naar je, wachtend op het moment dat je je ogen opent.
Opeens voel ik je zachte aanraking. Je staat naast me, en lacht. Zoals alleen jij kunt lachen. We staan in de wei met de zon in onze rug. De vogels fluiten en de schapen mekkeren. Je pakt mijn hand en samen rennen we weg, alsof onze levens er van af hangen. Uren rennen we door. Ik word moe en ga op het gras liggen, maar jij kan nog wel even door gaan. Op mijn buik kijk ik hoe je rondjes om me heen rent. Na een tijdje val je ook naast me neer in het gras. Je kijkt me aan en op dit moment is het alleen nog jij en ik. Ons universum. Hierin kan niemand ons wat aan doen. Veilig in elkaars ogen verdrinken. Hoe verrot de wereld dan ook mag zijn. Het enige wat ik nodig heb, ben jij. Wanneer je met je ogen knippert lijkt mijn wereld even te vergaan. De split second waarin ik even niets meer ben.
Dan gaan ze weer open en weet ik dat ik weer besta. De gloed die je ogen hebben. Grote spiegels die dwars door me heen kijken. Geen enkel geheim houdt staande hiertegen. Ik kan de zee er in zien. De liefde. Maar ook het drama. De trekken rond je ogen laten dat duidelijk zien. Wat jij hebt mee gemaakt. Niemand anders ziet dat in jou ogen. Behalve ik. Ik ben degene die het allemaal weet. Het allemaal kent. Samen hebben we het meegemaakt. Samen zijn we er weer uitgeklommen. Samen zullen we vaker vallen. Samen staan we ook weer op. Weer knipper je even. Het gevoel van machteloosheid komt terug. Dan slaan je wimpers weer omhoog. Het is weer veilig. Uren kan ik in jou ogen kijken. Je hoeft niets te zeggen, ik kan het allemaal lezen. Al jou gedachten, bijna dezelfde als die van mij. Onze gevoelens, ook zo goed als hetzelfde. Als jij pijn hebt, voel ik dat. Wanneer er iets is gebeurd, voel ik dat ook. Ik heb maar een blik nodig van jou om te weten wat er is gebeurd.
Ik heb ook zulke ogen. Ik heb hetzelfde gezicht. Nooit zal ik je uit het oog verliezen. Niemand kan tussen ons in komen.
Ik schrik wakker van het gepiep van de machines. Je hebt je ogen open. Je kijkt angstig. Een traan verlaat je grote kijkers. Glijdt over je wang naar beneden. Ik voel hoe het leven uit je weg glipt. Je ogen stralen steeds minder. Ze worden langzaam donker en hard. Langzaam zak je steeds dieper weg. Mijn hart gaat langzamer kloppen. Net als dat van jou. Je ogen zeggen me niets meer. Voor de laatste keer zal ik ze sluiten. Met dat gebaar neem ik je nu mee op mijn reis. We zullen altijd samen blijven.
Reacties