Dit is een herschreven versie. Vind de originele versie hier en bekijk het verschil!
Anderhalf uur geleden was hij kwaad het huis uit gestormd, nadat hij mijn telefoon opnam en mijn minnaar aan de telefoon kreeg.
Anderhalf uur geleden was hij kwaad het huis uit gestormd, nadat hij mijn telefoon opnam en mijn minnaar aan de telefoon kreeg.
Met
een rood aangelopen hoofd keek hij mij aan terwijl ik met een
ijskoude blik terug keek.
“Jij
kan wel zo maar vreemd gaan, maar ik kan helemaal niets doen? Ik wil
vandaag nog van je scheiden!”, schreeuwde hij tegen me.
“Niet
schreeuwen Pieter, je weet dat ik daar niet van hou.”
Woedend
ijsbeerde hij door de kamer, zijn armen zwaaide wild boven zijn hoofd
en schreeuwde verschillende verwensingen. Hij veegde met zijn arm
mijn spullen van het dressoir af, de dure vaas viel op grond. Mijn
geduld begon op te raken, het werd tijd dat hij eens ophield. Op tijd
zag hij mijn hand aankomen en hij dook onder mijn arm door. Hij sloeg
zijn arm hard tegen mijn buik, de lucht ontsnapte uit mijn longen. Ik
viel over de leuning van de bank maar herstelde mezelf snel.
Een
harde vuist op zijn achterhoofd verraste hem volledig en ik greep
zijn arm in de houtgreep. Ik boog naar zijn oor toe en siste
vijandig: “Je hebt me pijn gedaan Pieter. Je hebt mijn mooie vaas
kapot gegooid. Je weet dat ik jou nu ook kapot kan maken. Niemand in
deze wereld zal jou missen.”
Ik
duwde zijn arm verder naar achter maar hij gaf geen krimp. Hij wist
dat ik niet los zou laten tot hij sorry zei. Nog een klein stukje
duwde ik zijn arm door en ik hoorde hoe hij zachtjes wat zei.
Ik
boog een stukje naar zijn mond waardoor zijn arm nog net iets verder
werd gebogen.
“Sorry
zei ik”, schreeuwde hij na dit laatste zetje en ik hield hem nog even
vast.
“Ik
weet niet zeker of je dit wel meent, maar voor deze ene keer. Ga maar
lekker naar buiten, afkoelen. Je krijgt geen sleutel mee, dan kan
goed in de gaten houden hoelang je weg bent.”
Hij
wreef over zijn arm toen ik hem los liet en liep richting de gang. De
deur werd met een harde klap dichtgegooid.
Ik
hoor de bel gaan en eigenlijk wil ik niet voor hem opstaan. Pieter
stoort me altijd tijdens mijn series, een vervelende eigenschap.
Nadat
de bel voor de tweede keer gaat, besluit ik toch maar op te staan. Ik
open de deur en het enige wat ik zie is een bos bloemen. Zijn stem
achter de bloemen bevestigt mijn vermoeden, maar de boosheid borrelt
alweer naar boven. Wat een zielig ventje zeg.
“Sorry
dat ik zo tegen je tekeer ging Valerie en dit keer meen ik het echt.
Ik meende het ook niet van het scheiden, maar dat begrijp je toch wel
hè?”
“Natuurlijk
begrijp ik dat Pieter”, zeg ik met een valse lach tegen hem. “Je
kan nergens anders heen. Je hebt geen familie meer, je heb alleen nog
maar mij en mijn huis. Gooi die bloemen maar weer weg, ik ben er
plots allergisch voor.”
Pieters
verbaasde gezicht komt achter de bloemen vandaan, maar bij het zien
van mij blik loopt hij richting de vuilnisbak.
Ik
ga op de bank zitten en wacht ongeduldig tot hij bij me komt zitten.
Hij gaat rustig zitten en wanneer ik opzij kijk naar hem, zie ik hoe
hij met een lege ogen voor zich uit staart. Ik weet dat hij zich maar
al te goed beseft dat hij nergens anders heen kan. Mijn macht en ik
is alles wat hij heeft.
“Ik
kan het natuurlijk niet zomaar ongestraft voorbij laten gaan, dat je
bij me weg loopt. Dat begrijp je wel.”
De
schrik in zijn ogen als hij naar me opkijkt geeft me kriebels in mijn
buik. Hij begint onverstaanbare dingen te stotteren en met een klap
op zijn wang maan ik hem weer tot stilte. Met zijn hoofd gebogen
streelt hij zijn wang waar mijn hand langzaam op verschijnt.
“Misschien
moeten we even naar boven, jij en ik. Deze gewoonte moeten we er uit
halen. Ik wil niet dat je nog een keer weg loopt, maar ook niet dat
je stottert.”
Ik
glimlach gemeen naar hem en ga hem voor op de trap. Pieter zal mij
toch wel volgen, zoals altijd.
Reacties