De blinddoek sneed in haar gezicht, terwijl haar handen stevig werden vastgehouden door haar man. Dode takjes braken onder haar hakken en af en toe zakte ze weg in de mulle mos grond. Haar zoontje hijgde een beetje, maar kon het tempo goed bijhouden. De blinddoek liet geen enkel streepje licht door. Ze vroeg zich af waar ze haar heen brachten. Voor haar gevoel liepen ze al minstens een half uur, dus moesten ze wel diep in het bos zijn. Doordat ze niets zag, waren haar andere zintuigen vele malen sterker. Ze rook de geur van de regen van vanochtend, soms een vlaagje deodorant van haar vriend. Haar oren leken op scherp te staan, ze hoorde zelfs de vogels die van heel ver weg kwamen.
"Papa, zijn we er al bijna? Wat gaan we eigenlijk doen?", vroeg hun zoontje Bas, van bijna 5 jaar oud.
"We zijn er bijna", reageerde hij opgewekt. "Hou je het nog vol Liset? Je zult stomverbaasd zijn."
Liset knikte. Bas wist dus blijkbaar ook niet wat zijn vader van plan was. Alsof er gevaar dreigde, werd Liset opeens onrustig. Haar gevoel zei dat er iets niet klopte. Hij deed tenslotte nooit zo geheimzinnig. Zachtjes trok hij haar handen naar achter en maande haar tot stilstand.
"Stoepje lieverd, ik wil niet dat je valt", zei hij zachtjes in haar oor. Ze tilde haar voet op en haar hak tikte tegen hout. Blij dat haar schoenen niet heel de tijd meer wegzakte, liep ze verder op het hout. Als hij maar niet van plan is om me te verdrinken in de sloot, dacht ze bij zichzelf en werd steeds angstiger. Liset had er genoeg van, ze wilde weten waar ze aan toe was.
"Wees maar niet bang lieverd", zei haar vriend alsof hij haar gedachten kon lezen. "We zijn er bijna en dan zie je waar we zijn." Het stelde haar niet erg gerust. Langzaam liepen ze verder over het hout. Na wat een kwartier leek stopte ze weer. Ze hoorde nu duidelijk het geluid van water dat ergens tegenaan sloeg. Haar hart begon harder te kloppen en haar handplamen werden klam. Bas begon plotseling hard te klappen in zijn handen en Liset schrok van de echo's die daarop volgde. Ze voelde hoe haar linkervoet over een rand gleed. Haar gewicht zakte mee naar voren en ze dreigde haar evenwicht te verliezen. Wanhopig probeerde Liset haar gewicht weer naar achter te brengen. Haar voet gleed verder weg, alleen haar hak was nog in contact met het hout. Het zweet brak Liset uit. Op het moment dat ze dacht te vallen, tilde haar vriend haar op en zorgde voor nog een schok. Toen Liset weer met beide benen op de grond stond, had ze er schoon genoeg van.
"Maarten ik ben het nu helemaal zat. Laat mijn handen los en haal die blinddoek van mijn hoofd", zei ze kwaad in het niets.
"Maar we zijn er bijna", zei Maarten en Liset hoorde een teleurgestelde ondertoon.
"Het kan me niet schelen of we er bijna zijn. Ik vind het niet meer leuk en ik wil dat je nu stopt!", riep ze boos. Haar stem galmde na en ze voelde hoe Maarten haar polsen losliet. De blinddoek werd losgeknoopt en voor haar ogen weggehaald. Ze knipperde een aantal keer, het felle zonlicht liet haar ogen tranen. Nadat haar ogen weer wat gewend waren, nam ze de omgeving in zich op. Boven zich zag ze de blauwe lucht. De rotsen reikten naar de zon en verklaarde waar de echo vandaan kwam. Voor zich zag ze een meertje met in het midden een eilandje. Als Maarten haar net niet had opgetild was ze nu drijfnat geweest. Aan de rand van de houten vlonder lag een bootje. Het geheel zag er adembenemend uit en ze vroeg zich af wat Maarten van plan was.
"En? Wat vind je ervan?", vroeg hij blij.
"Ik vind het prachtig Maarten echt waar! Maar, waar zijn we en waarom zijn we hier? En waarom vertelde je het me niet gewoon?", vroeg Liset, niet helemaal zeker wat ze hier deden. Ze keek nogmaals de ruimte rond toen ze vogels hoorde fluiten, maar ze zag ze nergens.
"Waar gaan we nu naar toe papa?", vroeg Bas.
Maarten glimlachte breed en zei: " We gaan een stukje varen met het bootje, naar het eilandje daar in het midden." Hij wees naar het eilandje, wat Bas blijkbaar nog niet was opgevallen. "Gaan we dan zwemmen?", vroeg hij met grote ogen die twinkelde van plezier. "Als je wilt kunnen we wel even gaan zwemmen ja. Maar dan moet het water niet te koud zijn", antwoordde Maarten, die een beetje huiverde. Hij stapte richting het bootje en klom er voorzichtig in. Rimpels verschenen op het water toen het bootje op en neer ging door zijn gewicht. Hij stak zijn hand uit en Liset stapte er op af. Ze greep zijn hand stevig vast toen het bootje bewoog onder haar eigen gewicht. "Kom Bas, dan til ik je er in", zei Maarten en Bas liep snel naar het bootje. Het leek nog kleiner toen ze er allemaal in zaten en na een beetje schuiven kon Maarten eindelijk roeien. Bas liet zijn hand over het oppervlak van het water glijden en keek verwonderd in het rond, waarbij zijn mond een klein stukje open hing. Liset hield haar blik op het eilandje gericht, wat snel dichterbij kwam. Na een kleine vijf minuten botste het bootje alweer tegen de kamt en Maarten stapte op de zandgrond. Hij trok de boot verder op de kant en Bas sprong er meteen uit. Hij draaide een aantal rondjes om zijn as, trok zijn shirt en broek uit en rende gillend van plezier het water in. Maarten stak weer zijn hand uit en hielp Liset uit de boot. "Ik hoop dat je het een beetje mooi vind lieverd. Dit is namelijk niet het eind, maar een nieuw begin", zei Maarten geheimzinnig. Liset vond zijn woorden angstaanjagend en kippenvel verspreidde zich over haar lichaam. Ik kan nergens heen als er iets gebeurd, dacht ze bij zichzelf. Haar hart roffelde in haar borstkas toen Maarten haar naar het midden van het eilandje begeleidde. Op een stenen soort tombe lagen een aantal bloemblaadjes verspreid, met paars en roze kleuren. In het midden stond een kistje, bedekt met goud, wat haar bekend voor kwam. Het was het kistje waar de trouwringen van de ouders van Maarten in lagen en hij had gezworen dit nooit buiten de deur mee te nemen. Liset begreep er helemaal niets meer van. Hij opende het doosje en voor ze het wist, knielde hij voor haar neer. Glimlachend keek hij omhoog naar Liset, die een blos op haar wangen kreeg. "Mijn lieve Liset. Na al die jaren geluk die jij me hebt gegeven, wil ik vandaag iets voor je terug doen. Wil je met mij trouwen, op deze prachtige plek?"
"Papa, zijn we er al bijna? Wat gaan we eigenlijk doen?", vroeg hun zoontje Bas, van bijna 5 jaar oud.
"We zijn er bijna", reageerde hij opgewekt. "Hou je het nog vol Liset? Je zult stomverbaasd zijn."
Liset knikte. Bas wist dus blijkbaar ook niet wat zijn vader van plan was. Alsof er gevaar dreigde, werd Liset opeens onrustig. Haar gevoel zei dat er iets niet klopte. Hij deed tenslotte nooit zo geheimzinnig. Zachtjes trok hij haar handen naar achter en maande haar tot stilstand.
"Stoepje lieverd, ik wil niet dat je valt", zei hij zachtjes in haar oor. Ze tilde haar voet op en haar hak tikte tegen hout. Blij dat haar schoenen niet heel de tijd meer wegzakte, liep ze verder op het hout. Als hij maar niet van plan is om me te verdrinken in de sloot, dacht ze bij zichzelf en werd steeds angstiger. Liset had er genoeg van, ze wilde weten waar ze aan toe was.
"Wees maar niet bang lieverd", zei haar vriend alsof hij haar gedachten kon lezen. "We zijn er bijna en dan zie je waar we zijn." Het stelde haar niet erg gerust. Langzaam liepen ze verder over het hout. Na wat een kwartier leek stopte ze weer. Ze hoorde nu duidelijk het geluid van water dat ergens tegenaan sloeg. Haar hart begon harder te kloppen en haar handplamen werden klam. Bas begon plotseling hard te klappen in zijn handen en Liset schrok van de echo's die daarop volgde. Ze voelde hoe haar linkervoet over een rand gleed. Haar gewicht zakte mee naar voren en ze dreigde haar evenwicht te verliezen. Wanhopig probeerde Liset haar gewicht weer naar achter te brengen. Haar voet gleed verder weg, alleen haar hak was nog in contact met het hout. Het zweet brak Liset uit. Op het moment dat ze dacht te vallen, tilde haar vriend haar op en zorgde voor nog een schok. Toen Liset weer met beide benen op de grond stond, had ze er schoon genoeg van.
"Maarten ik ben het nu helemaal zat. Laat mijn handen los en haal die blinddoek van mijn hoofd", zei ze kwaad in het niets.
"Maar we zijn er bijna", zei Maarten en Liset hoorde een teleurgestelde ondertoon.
"Het kan me niet schelen of we er bijna zijn. Ik vind het niet meer leuk en ik wil dat je nu stopt!", riep ze boos. Haar stem galmde na en ze voelde hoe Maarten haar polsen losliet. De blinddoek werd losgeknoopt en voor haar ogen weggehaald. Ze knipperde een aantal keer, het felle zonlicht liet haar ogen tranen. Nadat haar ogen weer wat gewend waren, nam ze de omgeving in zich op. Boven zich zag ze de blauwe lucht. De rotsen reikten naar de zon en verklaarde waar de echo vandaan kwam. Voor zich zag ze een meertje met in het midden een eilandje. Als Maarten haar net niet had opgetild was ze nu drijfnat geweest. Aan de rand van de houten vlonder lag een bootje. Het geheel zag er adembenemend uit en ze vroeg zich af wat Maarten van plan was.
"En? Wat vind je ervan?", vroeg hij blij.
"Ik vind het prachtig Maarten echt waar! Maar, waar zijn we en waarom zijn we hier? En waarom vertelde je het me niet gewoon?", vroeg Liset, niet helemaal zeker wat ze hier deden. Ze keek nogmaals de ruimte rond toen ze vogels hoorde fluiten, maar ze zag ze nergens.
"Waar gaan we nu naar toe papa?", vroeg Bas.
Maarten glimlachte breed en zei: " We gaan een stukje varen met het bootje, naar het eilandje daar in het midden." Hij wees naar het eilandje, wat Bas blijkbaar nog niet was opgevallen. "Gaan we dan zwemmen?", vroeg hij met grote ogen die twinkelde van plezier. "Als je wilt kunnen we wel even gaan zwemmen ja. Maar dan moet het water niet te koud zijn", antwoordde Maarten, die een beetje huiverde. Hij stapte richting het bootje en klom er voorzichtig in. Rimpels verschenen op het water toen het bootje op en neer ging door zijn gewicht. Hij stak zijn hand uit en Liset stapte er op af. Ze greep zijn hand stevig vast toen het bootje bewoog onder haar eigen gewicht. "Kom Bas, dan til ik je er in", zei Maarten en Bas liep snel naar het bootje. Het leek nog kleiner toen ze er allemaal in zaten en na een beetje schuiven kon Maarten eindelijk roeien. Bas liet zijn hand over het oppervlak van het water glijden en keek verwonderd in het rond, waarbij zijn mond een klein stukje open hing. Liset hield haar blik op het eilandje gericht, wat snel dichterbij kwam. Na een kleine vijf minuten botste het bootje alweer tegen de kamt en Maarten stapte op de zandgrond. Hij trok de boot verder op de kant en Bas sprong er meteen uit. Hij draaide een aantal rondjes om zijn as, trok zijn shirt en broek uit en rende gillend van plezier het water in. Maarten stak weer zijn hand uit en hielp Liset uit de boot. "Ik hoop dat je het een beetje mooi vind lieverd. Dit is namelijk niet het eind, maar een nieuw begin", zei Maarten geheimzinnig. Liset vond zijn woorden angstaanjagend en kippenvel verspreidde zich over haar lichaam. Ik kan nergens heen als er iets gebeurd, dacht ze bij zichzelf. Haar hart roffelde in haar borstkas toen Maarten haar naar het midden van het eilandje begeleidde. Op een stenen soort tombe lagen een aantal bloemblaadjes verspreid, met paars en roze kleuren. In het midden stond een kistje, bedekt met goud, wat haar bekend voor kwam. Het was het kistje waar de trouwringen van de ouders van Maarten in lagen en hij had gezworen dit nooit buiten de deur mee te nemen. Liset begreep er helemaal niets meer van. Hij opende het doosje en voor ze het wist, knielde hij voor haar neer. Glimlachend keek hij omhoog naar Liset, die een blos op haar wangen kreeg. "Mijn lieve Liset. Na al die jaren geluk die jij me hebt gegeven, wil ik vandaag iets voor je terug doen. Wil je met mij trouwen, op deze prachtige plek?"
Reacties