De pen glijdt langzaam tussen mijn zweterige vingers vandaan.
Voetstappen bonken door de zaal heen. De persoon voor mij zit driftig te
schrijven. Het gekras klinkt hard. Ik kijk naar mijn lege blad, dan
staar ik weer naar de klok. Is het hier nou zo warm of ligt het aan
mij? Voetstappen komen dichterbij en dreunen door in mijn hersenen.
Nog wat dichterbij en mijn hersenen zijn helemaal plat. Ze verdwijnen
achter me langs en ik vervolg de staarwedstrijd met de klok. Haar
wijzers die ritmische tikken, de beweging van die sierlijke armen.
Iemand in de zaal kucht en mijn blik valt weer op het lege vel. Nogmaals
probeer ik de vraag te lezen. De letters draaien voor mijn ogen, het is
onmogelijk hier woorden van te maken. Ik voel een zweetdruppel naar
beneden rollen, langs mijn slaap.
Weer komen die voetstappen en dit keer lopen ze niet achter mij langs. Een warme adem doet de haartjes in mijn nek overeind staan en een geur komt mijn neus binnen. Koffie, bah.
"Moet je niets opschrijven?", fluistert zijn stem in mijn oor. Ik wend mijn hoofd af maar zijn koffieadem komt mijn neus nu over mijn andere schouder tegemoet.
"Ik zou maar doorschrijven. Over een half uur moet het ingeleverd worden". Met zijn krakende schoenen loopt hij weer weg.
Ik kijk naar de klok en zie dat de man gelijk heeft. Als ik niets opschrijf moet ik naar een andere afdeling. Dat is de laagste afdeling. Ik heb er mensen vandaan zien komen. Als ze hun mond al opende was het slechts een geluidloze schreeuw. Hun ogen stonden altijd wijd open en ze knipperden amper. Plukjes haar op hun schedels die langzaamaan terug groeiden, om de wonden of littekens heen. Hun huid asgrauw, bijna doorzichtig. Die afdeling, de meest afgrijselijke van allemaal. En ik word er zo heen gestuurd.
De klok slaat drie maal, de tijd is om. Het geritsel van papier wat naar voren wordt doorgegeven vult de ruimte. Voorin wordt het aangepakt en meteen nagekeken, dan weten we meteen op welke afdeling we nu zitten. Ik voel een lichte spanning in de zaal hangen. Voor mij is het niet spannend. Mijn afdelingsplaatje zal veranderd worden van 'Mentaal 41' naar 'Testpersoon 41'. Het begrip mentaal zegt mij niets maar testpersoon begrijp ik heel goed.
De man vooraan is begonnen met het opnoemen van de nummers en hun afdeling. Ze staan op en lopen naar de deur van hun nieuwe afdeling. Ik schuif wat heen en weer, angstig voor wat zich achter mijn nieuwe deur bevindt. "Nummer 41, afdeling Testpersoon", leest hij met een monotone stem voor. Voorzichtig schuif ik mijn stoel naar achter. Het piepende geluid van de stoel over de betonnen vloer bezorgd mij kippenvel. Met trillende benen loop ik naar de deur. Een deur waar met grote letters Testpersoon op staat. Het woord dreunt in mijn hoofd en blijft zich herhalen. Ik grijp naar de zilveren deurknop en draai de deur open. Met mijn ogen dicht stap ik de ruimte binnen en sluit de deur. Met een zachte klik valt hij weer in het slot. Langzaam open ik mijn ogen maar zie dit keer geen felle lampen op me gericht staan. Ik zie een grote ronde zaal met allemaal deuren, het licht brandt aangenaam zacht. In het midden staat een grote vissenkom. Er lijken geen vissen in te zitten, alleen veel planten. Langzaam loop ik er naar toe. Mijn blik gericht op de vissenkom. Nog voordat ik er ben hoor ik een deur open gaan. Ik draai me om en zie dat er een ander nummer binnenkomt. Ik zeg niets en draai me weer terug. Gehypnotiseerd loop ik dichter naar de vissenkom toe. Een schok gaat door mijn lijf wanneer ik zie dat alle vissen aan het oppervlak drijven. Is dit hoe ik ook eindig? De ander staat inmiddels naast me en ik zie dat het het nummer 73 is. Samen staren we naar de lijkjes.
"Daar waar het ene leven eindigt, begint weer een ander", hoor ik opeens een stem achter mij zeggen. Met een ruk draai ik mij om en zie een witte jas staan. Hij loopt dichterbij en ik deins naar achter.
"Maar wat nu, als dit leven nog niet voorbij is? Als er nog dingen waren die je had willen doen?" Terwijl hij praat haalt hij een kastje uit zijn zak en drukt op een knopje. Er klinkt geruis uit de vissenkom en ik draai me er naartoe. Honderden luchtbellen zweven door het water. Terwijl ik kijk hoe ze aan het oppervlak kapot spatten, zie ik de vissen langzaam bewegen. Ik hap naar adem als ik na een paar seconden zie dat ze weer zwemmen. Stuk voor stuk komen ze weer tot leven.
"Dan is het toch wel een voordeel, als je een dode weer terug kunt halen".
Weer komen die voetstappen en dit keer lopen ze niet achter mij langs. Een warme adem doet de haartjes in mijn nek overeind staan en een geur komt mijn neus binnen. Koffie, bah.
"Moet je niets opschrijven?", fluistert zijn stem in mijn oor. Ik wend mijn hoofd af maar zijn koffieadem komt mijn neus nu over mijn andere schouder tegemoet.
"Ik zou maar doorschrijven. Over een half uur moet het ingeleverd worden". Met zijn krakende schoenen loopt hij weer weg.
Ik kijk naar de klok en zie dat de man gelijk heeft. Als ik niets opschrijf moet ik naar een andere afdeling. Dat is de laagste afdeling. Ik heb er mensen vandaan zien komen. Als ze hun mond al opende was het slechts een geluidloze schreeuw. Hun ogen stonden altijd wijd open en ze knipperden amper. Plukjes haar op hun schedels die langzaamaan terug groeiden, om de wonden of littekens heen. Hun huid asgrauw, bijna doorzichtig. Die afdeling, de meest afgrijselijke van allemaal. En ik word er zo heen gestuurd.
De klok slaat drie maal, de tijd is om. Het geritsel van papier wat naar voren wordt doorgegeven vult de ruimte. Voorin wordt het aangepakt en meteen nagekeken, dan weten we meteen op welke afdeling we nu zitten. Ik voel een lichte spanning in de zaal hangen. Voor mij is het niet spannend. Mijn afdelingsplaatje zal veranderd worden van 'Mentaal 41' naar 'Testpersoon 41'. Het begrip mentaal zegt mij niets maar testpersoon begrijp ik heel goed.
De man vooraan is begonnen met het opnoemen van de nummers en hun afdeling. Ze staan op en lopen naar de deur van hun nieuwe afdeling. Ik schuif wat heen en weer, angstig voor wat zich achter mijn nieuwe deur bevindt. "Nummer 41, afdeling Testpersoon", leest hij met een monotone stem voor. Voorzichtig schuif ik mijn stoel naar achter. Het piepende geluid van de stoel over de betonnen vloer bezorgd mij kippenvel. Met trillende benen loop ik naar de deur. Een deur waar met grote letters Testpersoon op staat. Het woord dreunt in mijn hoofd en blijft zich herhalen. Ik grijp naar de zilveren deurknop en draai de deur open. Met mijn ogen dicht stap ik de ruimte binnen en sluit de deur. Met een zachte klik valt hij weer in het slot. Langzaam open ik mijn ogen maar zie dit keer geen felle lampen op me gericht staan. Ik zie een grote ronde zaal met allemaal deuren, het licht brandt aangenaam zacht. In het midden staat een grote vissenkom. Er lijken geen vissen in te zitten, alleen veel planten. Langzaam loop ik er naar toe. Mijn blik gericht op de vissenkom. Nog voordat ik er ben hoor ik een deur open gaan. Ik draai me om en zie dat er een ander nummer binnenkomt. Ik zeg niets en draai me weer terug. Gehypnotiseerd loop ik dichter naar de vissenkom toe. Een schok gaat door mijn lijf wanneer ik zie dat alle vissen aan het oppervlak drijven. Is dit hoe ik ook eindig? De ander staat inmiddels naast me en ik zie dat het het nummer 73 is. Samen staren we naar de lijkjes.
"Daar waar het ene leven eindigt, begint weer een ander", hoor ik opeens een stem achter mij zeggen. Met een ruk draai ik mij om en zie een witte jas staan. Hij loopt dichterbij en ik deins naar achter.
"Maar wat nu, als dit leven nog niet voorbij is? Als er nog dingen waren die je had willen doen?" Terwijl hij praat haalt hij een kastje uit zijn zak en drukt op een knopje. Er klinkt geruis uit de vissenkom en ik draai me er naartoe. Honderden luchtbellen zweven door het water. Terwijl ik kijk hoe ze aan het oppervlak kapot spatten, zie ik de vissen langzaam bewegen. Ik hap naar adem als ik na een paar seconden zie dat ze weer zwemmen. Stuk voor stuk komen ze weer tot leven.
"Dan is het toch wel een voordeel, als je een dode weer terug kunt halen".
Reacties