Ik ben niet goed in alleen zijn. Ik haat het tot in het diepst van mijn hart. Wanneer mijn vriend weg is, zit ik te wachten tot hij weer terug komt. Meestal ben ik niet uitgenodigd om mee te gaan naar waar hij naar toe gaat. Als ik zin heb ga ik naar een vriendin, maar die hebben meestal ook allemaal al wat te doen wanneer ik hen zo kort dag iets vraag te doen. Dan blijf ik maar thuis, wachtend op het ene berichtje dat hij weer naar huis komt. Soms komt dat berichtje nooit en is hij opeens thuis. Ik probeer mijn gedachten altijd te verplaatsen of televisie te kijken, maar het lukt niet. Mijn onderbewustzijn wacht tot mijn telefoon trilt en mij dat bericht geeft waar ik zo wanhopig op wacht. Het klinkt heel vreemd, maar ik kan er niets aan doen. En ik kan het al helemaal niet loslaten. Soms slaap ik niet eens en wacht ik tot drie of vier in de nacht tot ik hem kan ophalen. Ik doe het graag want dan weet ik zeker dat hij goed thuis komt.
Sinds vier uur deze middag lig ik al op bed, ik ben eerder naar huis gegaan van werk omdat de griep zijn armen langzaam om mij heen slaat.
"Rond half acht ben ik wel weer thuis," zei hij gisteren tegen mij. "De vorige keer duurde het ook niet zo lang, het is alleen maar een borrel. Rond zeven uur afgelopen denk ik."
Het is nu half acht en ik kijk op mijn telefoon. Ik had nog geen bericht gestuurd en meestal laat hij wel weten dat hij gaat fietsen. Ik wil hem wel een app sturen, maar blijkbaar heeft hij het wel gezellig en loopt het iets uit. Dat kan natuurlijk altijd gebeuren toch?
Rond acht uur heb ik nog steeds niets van hem gehoord en ik zie dat hij in de tussentijd ook niet meer online is geweest op WhatsApp. Zal ik hem een bericht sturen? Ik twijfel, maar ik wil hem graag toch nog zien voordat ik me weer terug trek in mijn armoedige en zieke wereld.
Ben je al onderweg?
Ik druk op verzenden en voel even een moment van spijt. Dat verdwijnt snel want ik wil het echt graag weten. Zou ik het moeten checken bij een vriendin die ook bij het bedrijf van mijn vriend werkt? Of hij wel daadwerkelijk bij de borrel aanwezig is? Ik knijp verschrikt mijn ogen dicht, geschokt door wat er zojuist door mijn hoofd ging. "Het is gewoon uitgelopen," zeg ik hardop tegen mijzelf, bijna schreeuwend.
Na een kwartier zoemt mijn telefoon. Het beeldscherm licht op en ik zie dat het bericht inderdaad van mijn vriend is.
Nee ik ben er nog, het duurt wat langer dan ik dacht. Ik ben dus ook later thuis!
Ik voel de tranen in mijn ogen opkomen en mijn mond vult zich met speeksel. De eerste keer red ik het net niet tot de wc, maar de tweede keer wel. Ik blijf boven de wc pot hangen terwijl de tranen over mijn wangen stromen. Hij komt nog niet thuis. Het duurt nog even.
Na een aantal minuten sta ik op, rillerig en bezweet. Ik ruim het braaksel op wat op de vloer ligt en kokhals weer. Gelukkig komt er niets meer omhoog. Er zit inmiddels ook niets meer in mijn maag. Terwijl ik langs onze spiegel loop herken ik mezelf niet terug. Lege ogen, een rood hoofd met waar mogelijk nog rodere vlekken. Nee, het gaat niet goed met mij op dit moment. Ik besluit maar terug naar bed te gaan, ook al weet ik dat ik geen oog dicht zal doen. Ik sleep mezelf de trap op, de tranen blijven komen. Ik leg mijn hoofd neer op mijn kussen en wanneer ik mijn ogen sluit, begint een film zich af te spelen op mijn netvlies. Mijn vriend, collega's, drank, een lichtflits en een harde klap. Ik sper mijn ogen wijd open en ik neem mezelf voor ze niet meer dicht te doen voordat hij thuis is. Dit is de manier waarop het altijd gaat. Toch lijkt het vanavond erger dan normaal. Er zitten allemaal spoken in mijn hersenen, met kwade stemmen die kwade dingen zeggen. Over mij, over mijn vriend. Het laat me twijfelen aan alles wat we hebben opgebouwd. Ik pak mijn telefoon erbij, ik moet de nare en donkere gedachten verzetten.
Ik probeer me te concentreren op het boek maar toch blijven mijn gedachten afdwalen. Dit keer naar een andere vrouw. Een andere vrouw met mijn vriend. De spoken in mijn hoofd worden sterker, ze winnen het.
Wild schud ik mijn hoofd en probeer me opnieuw in mijn boek te verliezen. Dit keer laten de spoken een bed zien. Mijn vriend met een andere vrouw in dat bed. Ik gil, ik word gek. De muren komen op me af. Ik kan bijna geen onderscheid meer maken tussen realiteit en de spoken. Het volgende beeld is een beeld van mij. Ik kan zien hoe ik mijzelf heb opgehangen in het trapgat. Mijn telefoon zoemt en ik grijp hem nog steviger vast. Ik heb allerlei berichten gestuurd naar hem, maar ik weet er niets meer van.
Rustig maar, ik kom er nu aan.
Ik probeer rustig te blijven maar ik adem zwaar. De tranen beginnen weer te stromen terwijl ik een laken pak. Het beeld is duidelijk, ik weet wat ik moet doen. Ik word steeds heen en weer geslingerd, wetend dat hij zo thuis is maar de spoken zijn te sterk. Ik moet nog even tegen de beelden vechten zodat hij weer lieve woorden in mijn oor kan fluisteren en mij gerust kan stellen. Mijn handen knopen daarentegen het laken in het trapgat vast. Ik probeer wanhopig tijd te rekken, hij zal zo thuis zijn! Hij is hier niet ver vandaan! Het is een vreemd gevoel, je eigen handen tegen te houden van de bewegingen die ze maken waar je geen invloed op hebt. Plotseling stoppen ze. Ze hangen stil in de lucht, alsof ik niet meer weet hoe ik ze moet bewegen. De spoken zijn weg en ik staar naar mijn handen, mijn knokkels wit van de kracht waarmee ik het laken vast heb. Ik leun op de reling van de trapgat en hoop dat hij snel thuis is. Ik hoor voetstappen op de galerij en mijn hart gaat harder kloppen. Ze lopen voorbij ons huis. Even lijkt alles rustig en weer normaal te zijn en ik zak naar beneden, op het tapijt. Hoe lang ik dit heb gezeten weet ik niet, maar het volgende moment gaat alles heel snel.
Ik hoor de sleutel in het slot en ik sta op om naar beneden te rennen. In plaats van te rennen, grijpen mijn handen naar het laken en slaan het om mijn nek.
"Hallo?," hoor ik hem zachtjes roepen.
Ik kan geen reactie geven, de knoop om mijn keel is te strak vastgemaakt en bekneld mijn keel. Terwijl ik hoor hoe mijn vriend zijn schoenen uittrekt, trek ik mijn lichaam omhoog op de reling van het trapgat. Het gebeurt allemaal zonder geluid. Ik laat me vallen. Het geluid van zijn sleutels op de vloer en zijn schreeuw, wanneer hij mijn lichaam opeens ziet verschijnen in het trapgat, mijn nek vastgeknoopt aan het laken.
Sinds vier uur deze middag lig ik al op bed, ik ben eerder naar huis gegaan van werk omdat de griep zijn armen langzaam om mij heen slaat.
"Rond half acht ben ik wel weer thuis," zei hij gisteren tegen mij. "De vorige keer duurde het ook niet zo lang, het is alleen maar een borrel. Rond zeven uur afgelopen denk ik."
Het is nu half acht en ik kijk op mijn telefoon. Ik had nog geen bericht gestuurd en meestal laat hij wel weten dat hij gaat fietsen. Ik wil hem wel een app sturen, maar blijkbaar heeft hij het wel gezellig en loopt het iets uit. Dat kan natuurlijk altijd gebeuren toch?
Rond acht uur heb ik nog steeds niets van hem gehoord en ik zie dat hij in de tussentijd ook niet meer online is geweest op WhatsApp. Zal ik hem een bericht sturen? Ik twijfel, maar ik wil hem graag toch nog zien voordat ik me weer terug trek in mijn armoedige en zieke wereld.
Ben je al onderweg?
Ik druk op verzenden en voel even een moment van spijt. Dat verdwijnt snel want ik wil het echt graag weten. Zou ik het moeten checken bij een vriendin die ook bij het bedrijf van mijn vriend werkt? Of hij wel daadwerkelijk bij de borrel aanwezig is? Ik knijp verschrikt mijn ogen dicht, geschokt door wat er zojuist door mijn hoofd ging. "Het is gewoon uitgelopen," zeg ik hardop tegen mijzelf, bijna schreeuwend.
Na een kwartier zoemt mijn telefoon. Het beeldscherm licht op en ik zie dat het bericht inderdaad van mijn vriend is.
Nee ik ben er nog, het duurt wat langer dan ik dacht. Ik ben dus ook later thuis!
Ik voel de tranen in mijn ogen opkomen en mijn mond vult zich met speeksel. De eerste keer red ik het net niet tot de wc, maar de tweede keer wel. Ik blijf boven de wc pot hangen terwijl de tranen over mijn wangen stromen. Hij komt nog niet thuis. Het duurt nog even.
Na een aantal minuten sta ik op, rillerig en bezweet. Ik ruim het braaksel op wat op de vloer ligt en kokhals weer. Gelukkig komt er niets meer omhoog. Er zit inmiddels ook niets meer in mijn maag. Terwijl ik langs onze spiegel loop herken ik mezelf niet terug. Lege ogen, een rood hoofd met waar mogelijk nog rodere vlekken. Nee, het gaat niet goed met mij op dit moment. Ik besluit maar terug naar bed te gaan, ook al weet ik dat ik geen oog dicht zal doen. Ik sleep mezelf de trap op, de tranen blijven komen. Ik leg mijn hoofd neer op mijn kussen en wanneer ik mijn ogen sluit, begint een film zich af te spelen op mijn netvlies. Mijn vriend, collega's, drank, een lichtflits en een harde klap. Ik sper mijn ogen wijd open en ik neem mezelf voor ze niet meer dicht te doen voordat hij thuis is. Dit is de manier waarop het altijd gaat. Toch lijkt het vanavond erger dan normaal. Er zitten allemaal spoken in mijn hersenen, met kwade stemmen die kwade dingen zeggen. Over mij, over mijn vriend. Het laat me twijfelen aan alles wat we hebben opgebouwd. Ik pak mijn telefoon erbij, ik moet de nare en donkere gedachten verzetten.
Ik probeer me te concentreren op het boek maar toch blijven mijn gedachten afdwalen. Dit keer naar een andere vrouw. Een andere vrouw met mijn vriend. De spoken in mijn hoofd worden sterker, ze winnen het.
Wild schud ik mijn hoofd en probeer me opnieuw in mijn boek te verliezen. Dit keer laten de spoken een bed zien. Mijn vriend met een andere vrouw in dat bed. Ik gil, ik word gek. De muren komen op me af. Ik kan bijna geen onderscheid meer maken tussen realiteit en de spoken. Het volgende beeld is een beeld van mij. Ik kan zien hoe ik mijzelf heb opgehangen in het trapgat. Mijn telefoon zoemt en ik grijp hem nog steviger vast. Ik heb allerlei berichten gestuurd naar hem, maar ik weet er niets meer van.
Rustig maar, ik kom er nu aan.
Ik probeer rustig te blijven maar ik adem zwaar. De tranen beginnen weer te stromen terwijl ik een laken pak. Het beeld is duidelijk, ik weet wat ik moet doen. Ik word steeds heen en weer geslingerd, wetend dat hij zo thuis is maar de spoken zijn te sterk. Ik moet nog even tegen de beelden vechten zodat hij weer lieve woorden in mijn oor kan fluisteren en mij gerust kan stellen. Mijn handen knopen daarentegen het laken in het trapgat vast. Ik probeer wanhopig tijd te rekken, hij zal zo thuis zijn! Hij is hier niet ver vandaan! Het is een vreemd gevoel, je eigen handen tegen te houden van de bewegingen die ze maken waar je geen invloed op hebt. Plotseling stoppen ze. Ze hangen stil in de lucht, alsof ik niet meer weet hoe ik ze moet bewegen. De spoken zijn weg en ik staar naar mijn handen, mijn knokkels wit van de kracht waarmee ik het laken vast heb. Ik leun op de reling van de trapgat en hoop dat hij snel thuis is. Ik hoor voetstappen op de galerij en mijn hart gaat harder kloppen. Ze lopen voorbij ons huis. Even lijkt alles rustig en weer normaal te zijn en ik zak naar beneden, op het tapijt. Hoe lang ik dit heb gezeten weet ik niet, maar het volgende moment gaat alles heel snel.
Ik hoor de sleutel in het slot en ik sta op om naar beneden te rennen. In plaats van te rennen, grijpen mijn handen naar het laken en slaan het om mijn nek.
"Hallo?," hoor ik hem zachtjes roepen.
Ik kan geen reactie geven, de knoop om mijn keel is te strak vastgemaakt en bekneld mijn keel. Terwijl ik hoor hoe mijn vriend zijn schoenen uittrekt, trek ik mijn lichaam omhoog op de reling van het trapgat. Het gebeurt allemaal zonder geluid. Ik laat me vallen. Het geluid van zijn sleutels op de vloer en zijn schreeuw, wanneer hij mijn lichaam opeens ziet verschijnen in het trapgat, mijn nek vastgeknoopt aan het laken.
Reacties