Op een dag stond ik zelf ook op een taxi te wachten. Normaal gesproken ga ik altijd met de auto, maar deze stond bij de garage voor de keuring. Het was al donker en de regen kwam met bakken uit de hemel vallen. Ik stond in het licht van de lantaarnpaal boven me, in de hoop dat de chauffeurs me goed zouden zien. Daar heb ik een tijdje staan wachten, tot er eindelijk een taxi vaart minderde en ik in kon stappen.
De chauffeur knikte enkel maar toen ik ging zitten en mijn kletsnatte jas naast me had neergelegd. Nog voordat ik had gezegd waar ik naartoe moest, begon de taxi al met rijden. Verbaasd kon ik even geen woord uitbrengen. Ik keek naar de chauffeur en realiseerde me dat het eigenlijk geen chauffeur was. Het was een kind, die op een verhoging zat om zo bij het stuur te kunnen. Maar ook kind was geen goede omschrijving. Hij was lichtelijk doorzichtig en vaag. Alsof de camera al weg draaide voordat de foto goed en wel was gemaakt.
Ik zakte terug achterover op de achterbank. Ik wist natuurlijk meteen in welke taxi ik zat, maar ik had nog geen idee waar hij me naartoe zou brengen. 'Was je niet bang?', vroegen een aantal mensen achteraf nadat ik vertelde wat er was gebeurd. Bang is eigenlijk het verkeerde woord. Ik was nieuwsgierig maar tegelijk vreesde ik ook waar we naartoe zouden gaan. Achteraf gezien waren de tekenen er allemaal, maar misschien wilde mijn brein het niet toelaten.
De donkere wegen gleden onder de autobanden door terwijl de regen dreigend door roffelde op het dak van de auto. Ik dacht niet aan iets specifieks, vlagen met gedachten ging door mijn hoofd. Ik staarde naar buiten, de donkere nacht in. Hier en daar verlichtte een lantaarnpaal even de weg. Te kort om te kunnen onderscheiden waar we intussen al reden. Mijn richtingsgevoel was nooit goed geweest, dus daar trok ik maar geen conclusies uit. Mijn horloge gaf aan dat we al een kwartier aan het rijden waren.
Na ongeveer nog een kwartier rijden, zag ik een aantal lichten opdoemen in de duisternis. De auto ging van de snelweg af en de lichtjes kwamen steeds dichterbij. Na een paar minuten sloeg de auto rechtsaf, een grindpad op. Eerst dacht ik dat het een stadje was, met al die lichten. Maar al snel bleek het een ontzettend groot gebouw te zijn met gigantisch veel ramen. Achter sommige van deze ramen brandde de lichten die ik in de verte al zag.
De auto reed onder een poort door en stond stil midden op het plein. Omringd door het bakstenen gebouw was het een luguber en troosteloos aanzien. Ik opende de deur van de auto. Het was niet lastig te begrijpen dat ik er hier uit moest, maar ik wist nog niet zeker waarom.
Als ik meteen had geweten waar de auto mij af had gezet, dan was ik wellicht weer ingestapt. Vragen of hij me naar iets anders kon brengen dit. Alles was beter dan dit. Maar toen ik me omdraaide was de taxi zonder geluid alweer verdwenen.
De binnenplaats was donker en de regen stroomde langs de kleine steentjes op het bordes. Ik wist niet waar ik heen moest, draaide een aantal keer rond maar het was te donker. Ergens vloog een deur open en het geluid van hakken die op de tegeltjes neerkwamen weerkaatste tussen de muren. Uiteindelijk zag ik links van me een gedaante aan komen rennen en ik rende naar haar toe. Ze stopte toen ze dat zag en draaide zich weer om. De keitjes waren nogal glibberig, wat het rennen niet makkelijker maakte. Ik zag de openstaande deur met de vrouw in de deuropening wachten.
'U ziet er precies uit als de foto's die we hier van u hebben', opende de vrouw het gesprek.
Ik keek haar niet begrijpend aan en blijkbaar was mijn blik heel erg duidelijk.
'Wij wachten al zo lang tot u hier komt meneer Weste. Drie jaar geleden zijn we maar gestopt met brieven schrijven, in de veronderstelling dat u iets ergs was overkomen.'
Het begon me te dagen, ik wist waar ik was. Ik wilde wat zeggen maar er kwam slecht een gepiep uit mijn keel. Mijn gedachten gingen meteen weer naar de avond waarop ik weduwe werd.
'Uw zoon zal zo ontzettend blij zijn dat u hier eindelijk bent om hem op te halen. Hij is al een tijdje vrij, maar geen enkel gezin wilt hem hebben', zuchtte ze.
Reacties